Vätterntocht 2008 (startnr. 2503)

Motala 13-6-2008 21.22u.

Het was de afgelopen dagen prachtig weer, maar ik sta met mijn zwager Bengt in de stromende regen aan de start van mijn derde Vätternronde. We kijken elkaar maar niet aan, maar hebben voelbaar de pest in. Met donkere wolken boven ons vertrekken we. We hebben een verschillend doel (maar dat zullen de bijna 16000 andere deelnemers ook wel hebben). Bengt gaat voor de “tijd”, zelf ga ik op rust en zien of er nog iets bijzonders te ervaren of te beleven valt. Snelheid is voor mij niet zo belangrijk en we spraken af dat onze wegen zich al snel zouden scheiden waarschijnlijk.
Wonder… na een uur regen, wordt het langzaam droog, net als 2 jaar geleden en zien we geen druppel meer. Het is wel vrij donker geworden naar Zweedse begrippen en het fietslicht gaat aan.
Bij de eerste rust na 43 km aan de koffie en de merkwaardig zoete broodjes. En natuurlijk bosbessensoep (Blabärsopa). Deze drie vormen altijd de basis van het voedingsregime tijdens deze ronde. De bosbessensoep is een extract van bosbessen en veel suiker en kan de vergelijking met allerlei energiedrank heel goed aan.
Op de weg naar Gränna komt de maan tevoorschijn en hebben we een prachtig uitzicht op een spiegelglad Vätternmeer. Opeens ruik ik een bijzonder aangename maar penetrante kruidige geur: daslook, heb ik ook geroken tijdens mijn fietstocht naar Santiago door Frankrijk.
Ik verwonder me dat de vogels al gaan fluiten op het moment dat het nog ogenschijnlijk niet licht wordt, althans voor menselijke ogen. Ik vraag me even af wie dat zo heeft kunnen bedenken, en zit zo meteen weer in het mysterie van de schepping (of de evolutie?). In ieder geval toch maar mooi van moeder natuur!
Dan krijg ik nog een aanval van innerlijke reflectie: Ik bedenk wat een voorrecht het is dat je 300 km kunt fietsen, dat je gezond bent etc. Ik weet niet waar ik het aan te danken heb, maar als er iemand of iets verantwoordelijk voor is dan dank ik op mijn blote knieen.
Op de derde rust eet ik in een verwarmde fabriekshal 4 grote worsten en aardappelpuree (bij de grootste ”Wurststube” van Europa). Ik herinner mij hoe mijn broer Harry hier vorig jaar wat glazig aan tafel zat (maar het was wel gezellig). Nu zit ik bij een Vietnamveteraan (wel een Zweed), die vertelt dat hij rugletsel heeft en door de kou niet verder kan. Hij blijft als een hagedis wachten tot het buiten wat warmer is. De temperatuur was in de nacht tot ongeveer een graad of vier gezakt!
De onderkant van het meer wordt gerond. Noordwaards hebben we een zachte bries in de rug. Lekker…. Omdat ik de tocht begonnen ben met een nat zadeldek is het kruis niet helemaal je dát…. Beetje staan, beetje zitten, beetje lastig, maar een kleine handicap hoort erbij zouden we bij mij thuis vroeger zeggen!
Na 178 km aan de lassagna, aangebrand dit keer, maar als je hongerig bent til je daar niet zo zwaar aan. Ik blijf op deze eetplek bijna een uur luieren. Het is een mooi zonnetje en een uitstekende hangplek om eens te kijken wat iedereen zoal doet tijdens deze tocht. Ik schuif aan bij een heer die achteraf de 80 al gepasseerd is en die het dit jaar maar een koude bedoening vindt. Een jongeheer(!) heeft tijdens het wildplassen niet op de windrichting gelet en kijkt wat beteuterd naar de voorkant van zijn broek. Een jonge dame wil wat van haar overtollige kleren verwijderen, maar neemt bij ongeluk haar bovenstukje mee. Ze lijkt even op de bekende zeemeermin, maar die staat in Kopenhagen. Uiteindelijk besluit ze dat haar witte boezem wel wat zon kan gebruiken en gaat behaaglijk op een (warme) steen langs het meer liggen. Een jochie probeert een vlinder te vangen, het lukt hem niet en ik moet aan mijn kleinzoon Stijn denken, die ongeveer dezelfde leeftijd heeft. Ach… dat uurtje is eigenlijk te snel om en ik bedenk, als je niet fietst kom je geen centimeter verder.
Op 220 km afgesproken met de familie die me van echte koffie zal voorzien. Heuvels en dalen in een ochtendzonnetje. Marie-José, haar zus Monique, Caroline (dochter Monique) en Amélie (dochter Caroline), staan zo te kletsen dat ze me niet aan zien komen. Dat is altijd een goed teken. Caroline was ‘s nachts het evt. centrale opvang en belpunt geweest bij calamiteiten, maar er was gelukkig geen probleem geweest met onszelf of met de fietsen. Alhoewel ik te horen kreeg: ”je bent er bijna” weet ik heel goed dat de laatste 80 km niet de gemakkelijkste zijn. Nogal heuvelachtig en de wind tegen. Bengt was inmiddels om 11.15 u gefinished.
Ik rijdt om 12.15 u. verder en rondt om 1600u. de bovenkant van het meer. De Hammarsundbrug is lastig tegen de wind in op te fietsen, maar de natuur in de omgeving met het inmiddels wat ruwe meer op de achtergrond is van een grote schoonheid. Na aldaar bij de rust nog wat blabärsopa over mijn broek gemorst te hebben (het wordt dan allemaal zo lekker pikkerig) ben ik om 18.11u. weer in Motala. Rauwe billen inmiddels maar ik bedenk dat ik na deze tocht weer een jaar niet naar de dokter hoef voor een check up.


Aan de start met Bengt


Zonsopgang in Jönköping


‘s morgens op mijn hangplek in het zonnetje


De kleine zeemeermin uit Kopenhagen


wildplassen niet nodig