Religie en geweld

Uittreksel: Karen Armstrong: In naam van God, religie en geweld

Tijdens mijn tocht naar Santiago, had ik me voorgenomen na te denken over zaken die me bezig hielden, maar waar ik nog geen oplossing voor had gevonden. Ik zou ze tijdens mijn reis beschrijven in de rubriek: Binnenstebuitens . Niet voor alles vond ik een goede verklaring, en zo bleef het onderwerp godsdienst en geweld min of meer als "onverklaarbaar" liggen. Toen ik dit boek van Karen Armstrong zag liggen was mijn belangstelling natuurlijk snel gewekt.

Zij begint haar boek met de duidelijke stelling dat het niet zo is dat godsdienst geweld heeft voortgebracht. Zelf had ik het idee dat godsdienst in het verleden niet veel goeds heeft gebracht t.a.v. geweld en oorlogen. Er zijn kennelijk velen met mij, die deze gedachte delen. Haar stelling is dat veelal zaken als culturele, sociale, antropologische en ook financiële (materiële) tegenstellingen een rol hebben gespeeld.

Zij beschrijft de ontwikkeling van de mens vooral zijn hersenen, waarbij de basale hersenen met uitsluitend sturing van het lichaam, zijn gevolgd door de ontwikkeling van de middenhersenen met het limbische systeem( zetel van empathie betrokkenheid en aandacht voor een ander) en de neocortex, de laatste ontwikkeling. In de neocortex bevindt zich het gehele cognitieve vermogen. Wat religie precies heeft betekent in de verschillende fasen van de ontwikkeling is uiteraard moeilijk te zeggen, maar je hebt toch minstens het cognitieve en limbische systeem nodig om religie te kunnen praktiseren zou ik denken.

Zij beschrijft hoe de mens van jager, landbouwer, agrariër is geworden, en dat sinds die tijd geweld en oorlog tot het leven zijn gaan behoren.

Ik voeg hier even een intermezzo van mijzelf tussen.
Zelf heb ik het idee dat er in het leger, zeg maar defensie iets bijzonders gebeurt. Als je soldaat wordt vindt er over het algemeen een introductie plaats, een "leerperiode". Je wordt erop gefocust dat jouw tegenpartij een groep van slechterikken is. Je wordt zo omgeturnd dat jouw vroegere normen en waarden niet meer gelden. In het groepsgebeuren kan je een niets ontziende vechtmachine worden, en de soldaat die als eenling geen vlieg kwaad zou doen begaat de vreselijkste dingen. Hij ziet het doden van mensen en andere vreselijke misdaden door een totaal andere bril. Komt hij na verloop van tijd weer in de normale wereld dan gaan zijn oude normen en waarden weer gelden en komt hij soms in een levensgroot conflict dat uit de hand kan lopen als PTTS, of posttraumatisch stresssyndroom
.

Als eerste aanzet wordt door Armstrong het Soemerische rijk beschreven. Een rijk gelegen tussen Tigris en Eufraat (Mesopotamië). Het had een agrarische bevolking. Deze bevolking bestond uit een boven en een onderlaag. De aristocraten en de boeren, waarvan de laatsten de overgrote meerderheid uitmaakten. Het was de normaalste zaak van de wereld dat de aristocraten de boeren onderdrukten en oorlog voerden met omliggende rivaliserende volkeren. Zij hadden de schatten die dat opleverde nodig om het volk te leiden in rechten, cultuur, status, innovatie, godsdienst etc.
Goden waren geen verborgen figuren als in onze tijd, maar vaak wezens met ook menselijke kenmerken. De invloed en de kracht van de Goden werd vaak aangepast aan de omstandigheden. Rituelen waren er om ze gunstig te stemmen. De menselijkheid kwam tot uiting als de Goden ruzie met elkaar hadden, of als ze ook niet de oplossing voor iets wisten.
Er zijn mensen die beweren dat de cultuur en de beschaving in die tijd nooit een dergelijk vlucht hadden kunnen nemen als het element onderdrukking er niet was geweest ( dan zou er geen tijd zijn geweest om wetenschap te kunnen bedrijven!!).
Uit deze periode stamt ook het Gilgamesj epos. Gilgamesj was een wrede koning van Sumerië die zetelde in de belangrijkste stad van het land: Oeruk. Hij was voor 2/3 Goddelijk en voor 1/3 menselijk. Het epos gaat over de tweestrijd die dit meebracht, en de reis die hij maakt met diegene die hem eigenlijk moest doden, maar zijn vriend werd.(voor het uitgebreide verhaal verwijs ik naar de internetsites over dit onderwerp). Overigens zijn in dit epos elementen uit het oude testament te vinden, o.a. het verhaal van de zondvloed.

Vervolgens wordt de migratie van volkeren via Mesopotamië naar Noord India en de rest van dit subcontinent beschreven. De vroege ontwikkeling van het kastensysteem ging ook weer gepaard met geweld en onderdrukking. Dit hoorde weer min of meer thuis in die tijd en scheen noodzakelijk om een leefbare staat te maken. Met geweld en oorlogen werden de overschotten van boeren of de agrarische bevolking genomen door de aristocraten die er hun soldaten van betaalden een en opbouw van hun staat. Ze kochten dan voor zichzelf de tijd om kunst, technologie en cultuur te ontwikkelen. Opnieuw lijkt het dat de godsdienst of de goden worden aangepast aan hun doelstellingen. Godsdienst lijkt niet de drijfveer van geweld te zijn.

Zo langzamerhand ongeveer de laatste eeuw voor Christus kwam er een ommekeer in het denken over geweld, dat tot dan toe min of meer bij het dagelijks leven hoorde. De invloed van yoga en de opkomst van het Boeddhisme zijn hier mede belangrijk geweest. Het heeft toch nog lang geduurd voordat het geweldloos denken definitief ook gewaardeerd werd .De"omdenkers" werden lang gewantrouwd. Er bleef ook vaak een onoverkomelijk spagaat bij leiders die een vreedzame samenleving wilden, maar toch een leger nodig hadden om de orde in de maatschappij te handhaven.

Kortom men kwam er niet uit en geweld en oorlog bleven aanwezig naast stromingen van geweldloosheid.

Vervolgens neemt schrijfster ons mee naar de millennia voor Christus in China. Er was daar een religie die geen echte godheden kende in onze huidige termen. Godheden waren een combinatie van god en mens. De een was meer god de ander meer mens. In het leven kon je door leefwijze meer god of meer mens worden. Ook hier bleef de strijd tussen geweld en geweldloosheid een probleem, wegens dezelfde items als in India. Geweld was nodig cultureel correct om de staat te handhaven.
Er bestond ook soms een bijzonder soort oorlog. Wanneer men vocht tegen aristocratische of gezaghebbende tegenstanders probeerde men een soort rituelen van eerbied te handheven. . Dat leidde soms tot smadelijke nederlagen wanneer de tegenstander zich niet aan een dergelijk protocol hield. Men schaamde zich ook vaak over de eigen barbaarse daden. Er werd in het openbaar over gezwegen.
Met Confucius in de vijfde eeuw voor Christus ging het weer de kant op van prediking van geweldloosheid, en de waardering daarvan.

Vervolgens gaat schrijfster over naar het verhaal uit Genesis Adam en Eva en Kaïn en Abel. Deze tijd wordt gezien als tijd van een agrarische gemeenschap. Deze leefwijze gaat altijd gepaard met geweld. De machthebbers moeten a.h.w. ook eten en onderdrukken de agrariërs en leggen hen lasten op. Het verhaal van Kaïn en Abel is er een van geweld. De precieze tijd is geschiedkundig kennelijk niet te geven. De eerste Israëlieten zouden in het land wonen dat nu Palestina heet. Het was een provincie van Egypte, dat het maar moeilijk onder controle kreeg. De Israëlieten leden tegen de Egyptenaren verschillende nederlagen en zijn als gevangen volk ook weggevoerd naar Babylonië. Wegens hongersnood werd men gedwongen richting Egypte te trekken. Hier groeide Jozef zoon van Jacob aan het Egyptische hof op.

Grofweg tussen 1000 en 500 voor Christus was Jahwe een van de Goden van de Israëlieten. Hij werd aanbeden met vele anderen die in Mesopotamië en Egypte voornamelijk hun oorsprong vonden. Hij was een krijgsgod die niets met liefde, zoals we hem later kennen te maken had. Voor de Israëlieten werd, mede onder invloed van de profeten de toekomst voorspelt( als je niet naar hen luisterde liep het slecht met je af!! Ook toen al werd door de leiders van de religie verdoemenis en de hel gepredikt bij niet volgen van de profetieën; er lijkt tot op heden niet veel verandert) Jahwe werd steeds belangrijker en zelfs de enige God. Het werd zelfs zo dat wie hem niet aanbad met de dood gestraft werd.

Schrijfster meldt dat er rond 500 voor Chr. een aantal sterke koningen hebben geregeerd en dat dat een bodem zou zijn geweest in de gang naar het monotheïsme, dat aan populariteit won. Ook meldt zij dat er in die tijd aan geschiedvervalsing werd gedaan. Zoals ook in onze tijd gebeurt vertelde men die verhalen door die men wilde vertellen. Dus in een periode dat geweld min of meer werd afgezworen, niets over moordpartijen in oorlogen en extra aandacht aan tekenen van mededogen.

Schets van de tijd rond Christus:

De Romeinen beheersten Palestina. Over het algemeen waren zij wrede overheersers. Gruwelijkheden tijdens oorlogen waren aan de orde van die tijd. Deze oorlogen waren nodig om het rijk te handhaven. De joden gingen echt gebukt onder deze overheersing en wachtten op een sterke leider. Dat deze leider een leider was die voor rechtvaardigheid en liefde was, is menigeen tegengevallen. Liefde als tegenwicht tegen gruwelijkheden werd waarschijnlijk wel gewaardeerd, maar om ze van het juk te bevrijden hadden velen wel een krachtiger, zeg agressievere figuur verwacht. Het was een tijd dat de Romeinen met argwaan tegen het monotheïsme van de Joden aankeken. Het liefst zagen zij dat de Joden zich aansloten bij hun Goden. Hoewel er wat dit betreft verschillende decreten zijn geweest zijn de Romeinen zelden deze decreten punctueel ten uitvoer gebracht. Wel zijn de Joden uitgebreid vervolgd, meestal omdat zij de Romeinen provoceerden. Zij werden dan vaak martelaren, wat bij de Joden een soort heldenstatus had (men leek een beetje op de gemartelde en gekruisigde Christus).

De komst van Constantijn ongeveer 300 na Chr. was weer een bijzondere tijd. Enerzijds omdat hij het christendom tot staatsgodsdienst verhief, maar anderzijds omdat hijzelf en velen in zijn rijk geen afstand konden doen van het veelgodendom. Hijzelf leed ook aan het God syndroom ,hij meende dat hij goddelijk was. Het innerlijk spagaat tussen vredelievendheid en de uitvoering daarvan was nog steeds aanwezig en geweld werd zo nodig gebruikt wanneer men het opportuun achtte. In die tijd scheidde een groep zich af die definitief afrekende met geweld. Dat was een nieuwe groep: de kluizenaars, die zich vaak in de woestijn, ver van de bewoonde wereld wijdden aan God. Zij hadden wel aanzien en lieten zich niet tussen vrede en geweld door machthebbers manoeuvreren.
Maar zelfs de kluizenaars kwamen niet onder het geweld uit. Hun populariteit en aanzien was iets dat de keizers uit die tijd ook wensten. Zij gingen met deze groep samenwerken, zelfs zodanig dat ze concilies gingen beïnvloeden. Bij het concilie van Efeze ( de eenheid van Christus als God en mens) werden ze als middel van handhaving gebruikt en traden op als krijgers voor de keizer, zeer tegen het zere been van de goedwillende Christenen. Mogelijk hebben ze ook beslissingen van het Concilie beïnvloed.

Mohammed leefde in een tijd dat er weer veel geweld was tussen de bedoeïenenstammen. Hij bracht de boodschap van vrede en scoorde daar mee. Het lijkt een beetje op de tijd dat de Joden werden overheerst en geknecht door de Romeinen.

In de jaren 500-1000 na Chr. vestigden de Arabieren een wereldrijk dat zich uitstrekte van India tot aan de Pyreneeën. In naam van Allah. Zo werd het gezegd.

In de koran werd vrede maar ook agressie beleden, dat laatste om de islam te verspreidden. Het lijkt wel op een soort kruistochten, die men uitvoerde. Soldaten die de jihad bedreven waren jaren van huis en verbleven nauwelijks bij hun gezinnen, zij zouden in het hiernamaals daarvoor gecompenseerd worden.

In de periode van 500-1000 na christus vestigden de moslims dus een rijk dat zich uitstrekte van India tot de Pyreneeën. De christenen begonnen tegen 1000 na Christus de kruistochten mede om de oosterse christenen van de islam te bevrijden. Hoewel het moeilijk blijft om de beweegredenen in die tijd vast te stellen lijkt het hier toch de religie een belangrijke rol heeft gespeeld in deze oorlogen. Aan de zijde van de Christenen trokken ook monniken en andere vromen mee om te strijden en hen werd door de Paus meegegeven dat de strijd gerechtvaardigd was voor God en dat ze in het hiernamaals beloond zouden worden.

Omdat wereldlijke en geestelijke macht nog niet echt gescheiden waren, blijft het lastig om uit te maken hoe groot de drijfveer religie was en wat toch moet worden toegeschreven aan andere zaken als machtswellust, oorlogszucht etc.

Naar het jaar 1300 toe ontdoet de westelijke christelijke samenleving zich langzaam van de oosterse moslimsamenleving. Het rijk van de Ottomanen tussen India en de Pyreneeën brokkelt af. Er zijn heel wat oorlogen voor nodig. Pausen trekken wereldlijke macht naar zich toe en wereldlijke leiders trekken geestelijke macht naar zich toe. Sommige vorsten wanen zich ook deels een god of door hem gezonden.
Begin 16 de eeuw worden de Joden in Spanje vervolgd, niet zozeer om hun godsdienst, maar omdat ze het "goed" doen. Je ziet wel vaker in de geschiedenis dat import migranten wanneer ze het goed doen, vervolgd worden (uit waarschijnlijk jaloezie. (je zag het ook in Indonesië na de 2de wereldoorlog bij migranten uit China)

Begin 16de eeuw met de komst van Luther is vooral door hem een poging gedaan om kerk en staat te scheiden. De kerk wilde eigenlijk geen oorlog, dat paste niet bij de leer en de wereldlijke macht had niet zoveel op met de spiritualiteit die hen altijd weer in conflict bracht met de kerken en religies. Ondanks ieders goede wil in deze, zijn ze ook toen niet goed van elkaar los gekomen.
Europa was grofweg verdeeld in: Noord-Duitsland met de Lutheranen, Midden Europa met de katholieken en Frankrijk en een deel van Zuid Europa met de Calvinisten. Deze groepen voerden echt godsdienstoorlogen en verketterden elkaar, maar macht en gebiedsuitbreiding speelden daar zeker ook doorheen (opnieuw).

Toch krijgt men het idee dat men niet zo standvastig is in het geloof. Allereerst had men in die tijd het idee, dat de bevolking het geloof van zijn heerser aannam (cuius regio, cuius religio). Katholieken, calvinisten en lutheranen sloten onderling verbonden, maar streden ook met elkaar en meestal ging het om macht of economische motieven. Heel vaak over gebiedsuitbreiding.

In de 18de eeuw werd vanuit Europa het Amerikaanse noordelijke deel gekoloniseerd. Er vond veel geweld tegen de inheemse bevolking plaats. De kolonisten vonden dat gebied wat niet omschreven was aan ieder die het wilde hebben toebehoorde. Ze hielden geen rekening met de situatie die waarschijnlijk al eeuwen bestond. Vooral indianen werden hard aangepakt. Zelf bouwde men kerken en beleed het geloof, dat naar hun zeggen hen sterkte in de overtuiging dat ze het goed deden als ze zich gebied toe-eigenden. Noord-Amerika werd door de kolonisten ook vaak gezien als het nieuwe Beloofde land, waar de Christenen opnieuw zonder voorgeschiedenis zich konden ontwikkelen volgens de dan geldende principes. De godsdienst gaf hun ook een soort grondwet om überhaupt met elkaar samen te leven. Het feit dat de bevolking dezelfde godsdienst had als de heersers werd sterk gestimuleerd, als het moest met de nodige strijd. Ook dit keer kwam er uit de bevolking het gevoel dat de vork niet zo in de steel zat en dat tomeloos geweld afgezworen moest worden. Aan de ene kant dus weer de macht en de strijd voor meer bezit, aan de andere kant de godsdienst, met de preek tot vrede met de omgeving. Ook weer de roep om kerk en staat te scheiden, dan zou het geheel wat doorzichtiger worden.

De scheiding tussen kerk en staat verliep uiteindelijk op het Noord Amerikaanse continent wel, weliswaar met enige horten en stoten. In Europa, vooral in Frankrijk waren kerk en staat zo verweven dat elke vorm van scheiding leidde tot hevige onlusten. Ook na het uitroepen van de republiek in Frankrijk bleef vooral de katholieke godsdienst op de achtergrond een rol spelen, hetgeen voortdurend weer aanleiding gaf tot conflicten.

Het begin van de industriële revolutie eind 18 de begin 19de eeuw gaf aanleiding tot een heel andere wereldorde. Met het uitvinden van de stoommachine waren er veel minder mensen nodig voor het maken van allerlei noodzakelijke voorwerpen. Gewiekste zakenlieden en niet meer de adel kwamen aan de macht. De gewone man werd niet meer uitgebuit door de aristocratie maar door de mensen de een leidende rol speelden in de industrie. De adel raakte op de achtergrond. Groot Brittannië was volop bezig met de kolonisatie van het subcontinent India. In hun eigen land was men druk bezig om kerk en staat te scheiden, maar in India werden de mensen naar religie ingedeeld. Men vond de Islam en de Hindoes maar ondergeschikt. Onderwerping van hen werd met veel bloedvergieten afgedwongen.

In de loop van de 19de eeuw werd het handvuurwapen geperfectioneerd. Vooral de Westerse wereld (Engeland) liep hierin voorop. Eerst in de koloniale wereld later dichterbij werden vooral geweren toegepast. Er waren voor de bezitters hiervan 2 voordelen. Ze konden in korte tijd veel tegenstanders doden, maar omdat de wapens steeds verder reikten, gebeurde het als het ware verder weg. Dit laatste was een psychlogisch voordeel. Natuurlijk kon het niet uitblijven dat men elkaar in Europa met deze wapens te lijf ging en dat er een ware zoektocht naar verbetering en verfijning was. En ook weer was er de vraag of de wapens niet door God gegeven waren voor zijn uitverkorenen.

Aanvankelijk voerden Duitsland en Engeland de rijen aan om de beste wapens te produceren. Graaf Von Bismarck kon door zijn voorsprong in technologie 3 oorlogen winnen. Al snel probeerde ieder zich respecterend land zoveel als mogelijk in de technologie te investeren, met als resultaat dat men min of meer gelijke wapens kreeg en de oorlogen weer als vanouds werden gevoerd. In ieder geval was de voorsprong in geavanceerdheid niet meer van doorslaggevende betekenis. Nationalisme en patriottisme waren steeds vaker naast andere zaken als godsdienst en economie dingen om oorlog te voeren.

De scheiding tussen kerk en staat was begin 20 ste eeuw weer een hot item. Men voerde het tijdelijk of meer permanent door, maar steeds bleek het moeilijk om ze te scheiden. Lukte dat in West Europa of Amerika dan ontstonden er spontaan tegenkrachten. De boeken van Darwin leidden vaak ook tot controversen. De wetenschap omarmde ze en bij scheiding van kerk en staat werd het verplichte kost. Maar aan het begin van 1900 waren er nog steeds ondanks alles gebieden in Noord Amerika, waar de leer van Darwin en het kennis nemen ervan verboden.

In de loop van de 20ste eeuw werden vele landen in het Midden Oosten nogal willekeurig wat betreft de grenzen vastgelegd. Je ziet dan ook rechte lijnen op de landkaart. Er werd vaak nauwelijks rekening gehouden met tradities, stammen en volkeren met allen hun eigen cultuur en religie. Maar ook als men wel met godsdienst rekening hield zoals de scheiding tussen India en Pakistan (Moslims en Hindoes) , ging het vaak mis en kwamen er spanningen en oorlogen. Met de kunstmatig gecreëerde staat Israël is het tot op de dag van vandaag nog te merken. Er werd met een westers oog gekeken en dat gebeurt vaak nu nog (Irak, Afghanistan etc. ) Het blijkt niet te werken.

In de 20ste eeuw heeft de secularisatie in Egypte en Israël tot grote spanningen geleid tussen religie en staat. In Egypte dat werd overheerst door de Britten ontstond als reactie de moslimbroederschap, die tot de dag van vandaag steeds weer de neiging heeft te radicaliseren. Dat gebeurde ook met de fundamentalistische joden na de 7 daagse oorlog en de annexatie van Oost-Jeruzalem

In de loop van de jaren 70 ontwikkelden zich in religieuze gemeenschappen krachten om zich sterk te maken om het verschil tussen rijk en arm te nivelleren. Vooral ook in Noord Amerika werd het verschil tussen rijk en arm steeds groter. Ook de revolutie in Perzië min of meer tegen de fabelachtige rijkdom van de Sjah. In principe ging het om een vreedzaam protest maar slechte sociale omstandigheden van de armen maakten het steeds grimmiger. Uit eindelijk moest de Sjah het veld ruimen voor Khomeini maar het ging gepaard met veel bloedvergieten voor het zover was en de Amerikanen steunden de Sjah en hun oliebelangen.

Het fenomeen sekten dook ook eind jaren 70 van de 20 ste eeuw op. In 1978 stierven er 913 Amerikanen in Jonestown Guyana na het innemen van cyanide. Het was een groep mensen uit de arme gemeenschap die een apostolisch socialisme nastreefden, zij noemden zich The peoples temple. Zij waren vanuit Amerika naar een serene plek getrokken. Men kan dit zien als een soort van zelfgericht sociaal geweld.

Wat je vaak in de geschiedschrijving tegenkomt is: problematiek in de vorm van geweld na een periode van overheersing of onderdrukking. De onderdrukking kan plaats gevonden hebben uit nationalistische motieven, economische, etnische of religieuze?? Vaak leidt onderdrukking of uitbuiting uiteindelijk tot een conflict, en de gevoelens van haat kunnen lang aanhouden, zeker als mensen elkaars motieven niet goed begrijpen. Zo zijn de ongeregeldheden tussen hindoes en moslims in India veelal niet religieus geworteld maar men moet wel van elkaars heiligdommen afblijven, anders slaat de vlam in de pan. Hetzelfde geldt b.v.voor Jeruzalem een heilige stad voor zowel moslims als Joden, maar men moet van elkaars heilige plaatsen afblijven, dan gaat het mis.

Wat het Balkan conflict betreft heb ik me als vele anderen afgevraagd hoe het mogelijk is dat volkeren die eeuwen vreedzaam naast elkaar hebben geleefd, elkaar ineens zijn gaan haten en bestrijden. Natuurlijk was het gebied ook al in het verleden een strijdtoneel geweest. Hier ontmoeten Oosterse en Westerse invloeden elkaar, christenen en moslims. Maar alles overziende hebben nationalistische en economisch tendensen een belangrijke rol gespeeld.

Hoewel de terroristische aanslag van 11/9 louter gebaseerd lijkt op religieuze motieven, moeten we ook dit nuanceren. Weliswaar zijn er vele pamfletten en geschriften in deze richting gevonden, maar slechts een van de vier hoofdverdachten had echt weet van leer van Mohammed. De anderen waren weliswaar goed opgeleid, maar hadden er niet zoveel mee. De teleurstelling in de moslimwereld, het overheersingsgeweld van de Amerikanen in het Midden Oosten met hun grote invloed op Saoedi Arabië heeft nationalistische gevoelens opgewekt die een belangrijke rol hebben gespeeld.

Nawoord

Het is van alle tijden dat religie op basis van dezelfde teksten door menigeen anders wordt uitgelegd. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat iedereen gelijk heeft. Mij intrigeert het feit dat mensen per se gelijk willen hebben, en tot alles in staat zijn om anderen van hun mening te overtuigen. Vaak is men niet eens bereid naar elkaar te luisteren. Verder is het duidelijk dat religie kennelijk bij het opvoedingsproces behoort. Religie van de ouders wordt in 97% overgedragen op de kinderen, slechts 3% verandert in de loop van zijn leven van religie. Religie is iets ongrijpbaars, niet te bewijzen en daarom moeten we wat mij betreft in onze overtuigingskracht bescheiden zijn. Elk mens die heeft leren nadenken, kan afstand nemen van opvattingen, erover nadenken en zelf een standpunt bepalen. Om dat te kunnen is onderwijs en scholing nodig.

Het blijkt dat godsdienst, politiek en macht vaak nauw met elkaar verweven zijn. In de geschiedenis wordt godsdienst vaak gebruikt als factor om iets te rechtvaardigen. Wat is er gemakkelijker om iets te rechtvaardigen als het gaat om een factor die nooit te bewijzen is? ( nl. religie)

Aan de ene kant zien we in de historie, dat een samenleving op vreedzame wijze heel moeilijk, wellicht onmogelijk is. Een ordenend element als politie en leger zijn kennelijk noodzakelijk. Wanneer dit uit de hand loopt in geweld, duiken er altijd tegenpolen op die op religieuze of andere basis het geweld afzweren. Het zit in de mens om het slechte van nature te herkennen. Helaas vervallen deze krachten wellicht uit frustratie vaak weer in hetzelfde probleem, en gaan ook zij geweld gebruiken.